‘De verdwijning van Groen’

Uit alle inzendingen van de schrijfwedstrijd van het Voorster Nieuws is er een winnares gekozen: Krissey Bril. Van harte gefeliciteerd, Krissey! Het volledige verhaal lees je hieronder:

Intro: Renske Kruitbosch

Ons dorp is een plek waar rokende dames van veertig bronstig jonge jongens na staren, in de hoop nog een glimp van waardering op te vangen. In het centrum staat een café naast de oude school. De supermarkt waar de vakken vaker leeg zijn dan vol staat naast de kerk waar velen om vergiffenis vragen op zondag. Als een strakke pijl door een liefdeshart loopt de doorgaande voorrangsweg die voor de meeste jongeren als uitvlucht heeft gediend om deze grijze plek te verlaten. Waarom ik hier nog woon is me een raadsel, dingen lopen soms nu eenmaal zo.
Het is zondagochtend en de dauw hangt laag over de weilanden. Groen en ik fietsen het bier uit onze lijven. Het personeel van laatste feestcafé had ons naar buiten geveegd en zelfs de shoarmatenten waren al gesloten. Het is een uur of half zes en meer ochtend dan me lief is. We zijn ongeveer halverwege de fietstocht en de alcohol lijkt langzamerhand uit onze aderen te verdampen. Het jolige is er wel van af en de kou die de vochtige lucht van de dauw met zich mee neemt trekt door onze jassen. Het is medio september en de nachten lijken al herfstig. Ze ruiken zelfs naar natte bladeren en gras. Groen fietst een paar meter voor me. Ik ken Groen al vanaf de basisschool, hij is stil maar intelligent. Iedereen in het dorp kent hem als Groen, zijn voornaam gebruikt eigenlijk niemand. Met zijn 1.93 meter is het bepaald geen kleintje en de vrouwen zijn gek op zijn lichtblauwe ogen. Onder het viaduct, nog een grove kilometer van de dorpskern verwijderd, springt hij zijn fiets af en steekt een sigaret op. Groen rookt als een ketter als hij gedronken heeft.
‘Ze was wel goed in bed,’ mompelt hij met het filter in zijn mond.
‘Wie?’
‘Over wie hebben we het nou de hele tijd, Tom?’ Groens donkerbruine wenkbrauwen fronsen en zijn stem klinkt geïrriteerd. Als Groen me Tom noemt moet ik oppassen. In dit dorp heeft iedereen een bijnaam. Als je bij je geboortenaam aangesproken wordt is dat een teken dat je moet wegwezen. De vers geïnhaleerde rook komt in een felle stoot tussen zijn lippen vandaan.
‘Wat ze in die eikel ziet. De slet doet het om zijn geld.’
Met slet bedoelt hij Daisy Bakker, zijn scharrel. Op de middelbare school hebben ze kortstondig een relatie gehad, of nou ja, iets wat daar op leek en sindsdien draaien ze om elkaar heen. Daisy wil graag ‘exclusief’ zijn, zoals ze dat zelf zegt, maar Groen is bang om zich te binden. Zo legt Daisy het uit, tenminste. Groen zelf vindt dat ze gewoon niet zo moet zeiken. Sinds kort doet ze het volgens de geruchten met de zoon van de makelaar, maar niemand die er echt het fijne van af weet. Groen gooit na wat diepe hijsen zijn peuk op de grond en draait het stuur van zijn fiets. Ik kijk naar wat koeien die gezapig in een weiland liggen. Op de stenen van het viaduct staat met grote letters ‘Feyenoord forever’ gespoten. Dat, terwijl we meer dan 150 kilometer van Rotterdam, in the middle of nowhere wonen. De helft van de graffiti is zwart, de andere letters iets wat vroeger vast rood is geweest.
‘Wat ga je doen?’ vraag ik.
‘Brenda stuurde me een bericht. Of ik haar leidingen even kan doorsmeren,’ grijnst Groen. Brenda is idolaat van hem en bovendien na een cocktail of vier de beroerdste niet. Ze was vanavond ook in de stad maar had Groen, op wat stiekeme blikken na, eigenlijk compleet links laten liggen. Als ik wegfiets en omkijk zie ik dat Groen slalommend om de witte fietspadstreepjes afslaat richting de Lavendelstraat.
De kater bonst in mijn kop als ik de deur van het huis achter me dicht trek. Omdat het zomerstop is voetballen we niet op zondag maar hangen we wat in de dorpskroeg. Het is rustig op straat. Een enkele fietser passeert in zondags tempo voorbij en het dorp lijkt nog in diepe rust. Als ik het kleine bruine café instap komt de geur van bier en frituurvet me tegemoet. Groen is er nog niet. Ik plof aan de stamtafel naast Kokkie, die net een slok van zijn biertje neemt.
‘Was ’t nog wat, gisteren?’
Ik knik en pak een vergeeld bierviltje.
‘Was er wel klaar mee. Frankie en ik zijn rond twee uur naar huis gegaan,’ mompelt Kokkie en likt met zijn tong het bierschuim van zijn lip. Kokkie heeft nog nooit een vriendin gehad en wordt al benauwd als er een meid naar hem kijkt. Dat hij veel weg is en vrachtwagenchauffeur helpt niet in de zoektocht naar een geschikte vrouw. Zelf maalt hij er niet zo om, lijkt het.
‘Het was wel oké. Groen is nog naar Brenda gegaan.’
Kokkie kijkt verbaasd op.
‘Brenda? En die dochter van Bakker dan? Die doet het nu met die zoon van de makelaar, hè?’
Ik haal mijn schouders op. Griet zet onbenullig twee biertjes voor ons neer. We tikken de bierglazen tegen elkaar aan en zwijgen. De Rolling Stones draaien zachtjes op de achtergrond als de deur van het café openzwaait. In de deuropening staat een slank blond meisje met halflang, bijna wit haar. Op haar hoofd een zonnebril en ze draagt zo’n kek kort spijkerbroekje met rafeltjes. Mijn kater kent nog geen genade en bonst in m’n kop maar ik herken Daisy. Ze staat met een donkerblauwe jas in haar armen.
‘Waar is Groen?’ vraagt ze en zwaait de jas over de armleuning van de stoel naast Kok. Kokkie staart naar zijn biertje en werpt een korte blik op mij.
‘Hoezo?’ probeer ik zo blasé mogelijk te antwoorden. Vrienden weten wanneer ik lieg of bluf, maar Daisy is niet vriend genoeg.
‘Deze jas. Is van Groen. En lag vanochtend in onze voortuin. Michel schrok zich kapot toen hij de hond uit ging laten,’ zegt ze venijnig. Michel, zo heet die blaaskaak van de makelaar dus.
‘En ja, ik heb hem al geappt. Maar hij is vannacht om half zes ofzo voor het laatst online geweest. Wat is dit, Tom?’
‘Ik weet niet. We fietsten tot aan het viaduct samen. Toen ging hij-‘
Ik probeer in Kokkie een uitvlucht te vinden maar die zit met een gespannen blik met een biertje aan zijn mond naar het tafelblad te staren.
‘… de andere kant op. Ik weet het niet, Daisy.’
Ze fronst en voelt in de zakken van de jas. Uit het borstzakje haalt ze een leeg pakje Lucky Strike en een verkreukelde flyer van een kroeg. In een linkerzak, dichtgeritst, zit een zwarte iphone, die van Groen.
‘Dat is lastig appen,’ grinnikt Kokkie. Ik voel in mijn zakken en pak mijn telefoon. Het derde gesprek in de WhatsApp-lijst is die met Groen.
‘Misschien ga ik wel eerst langs Daisy . Of misschien wel niet. YOLO! ’ is het laatst gestuurde bericht.
Winnende inzending van Krissey Bril, 14 jaar:
Dat is de vraag die de vrienden van Groen elkaar stellen. In het kleine café begint de zoektocht. Het is zondagochtend tien uur en de bezorgdheid neemt toe. Groen is vermist. Waar is hij? Ik opper dat hij misschien de leidingen bij Brenda heeft doorgesmeerd en dat hij er nog is gebleven. Of dat hij niet bij Brenda is geweest, maar wel bij Daisy? Daisy had hem niet gezien die nacht en Michel, de zoon van de makelaar, die bij Daisy was, had hem ook al niet gezien. Misschien had hij in die tuin gestaan en voelde hij zich afgewezen? Misschien net zoals bij Brenda? De vrienden vragen zich af of ze iets aan Groen gemerkt hadden in de afgelopen dagen. Ik merkte op, dat ik gemerkt had, dat hij de laatste dagen wel wat meer stilletjes was geweest. Verder was hij gewoon Groen geweest, zoals altijd. Daisy merkt op dat groen altijd op tijd was en nooit zomaar ergens weg bleef. Ik voel een kilte over mij heen komen, een soort koude rilling of schaduw, een raar gevoel van onbehagen. Ik ben niet de enige, ik zie dat alle vrienden die kilte ervaren. Het kleine bruine cafeetje lijkt wel groen uitgeslagen, zomaar zonder Groen. Het lijkt of ze hem overal zien, maar nergens kunnen vinden. Daisy merkt op dat ze hem nog kunnen zoeken op het Paracentrum, omdat Groen een hobbymatige parachutespringer was. Daisy en Kokkie gaan daar heen om polshoogte te nemen. Ik besluit naar Brenda te gaan, want daar zou Groen toch de leidingen smeren?

Groen vermist
Het is vijf uur op zondagmiddag en de vrienden zitten weer bij elkaar, zonder Groen. Hij is nergens te vinden, geen spoor van hem, enkel zijn jas in de tuin van Daisy, die hij in zijn beschonken toestand daar waarschijnlijk heeft achtergelaten. Groen was die nacht misschien gaan zoeken naar Daisy en Brenda, maar was niet met hen in contact geweest. De mensen van het paracentrum waren ook erg ongerust, omdat Groen in twintig jaar nog nooit zonder reden afwezig was geweest op een afgesproken sprong van die zondag. De paniek slaat toe en met nog eens drie mensen van het paracentrum bellen ze de politie. Normaal gesproken wacht de politie vierentwintig uur met een vermissing voordat ze in actie komen, maar met zoveel vrienden die nu toch behoorlijk in paniek raken, gaat de politie toch even een kijkje nemen. Groen zijn huis is onderzocht en er is niets vreemds gevonden, niemand heeft hem nog gehoord of gezien. De vrienden besluiten meteen de televisie in te schakelen, ook per Facebook wordt zijn vermissing gedeeld. Zijn foto en zijn verhaal groot op het beeld en iedereen denkt hem te hebben gezien, maar de gouden tip om zijn vermissing op te heffen zit er niet bij. De winter komt en gaat en er komt alweer wat groen in de natuur en de bladloze bomen laten hun takken flink heen en weer schudden, maar nog steeds geen enkel spoor van Groen.

De zus van Groen
Via Facebook neemt de zus van Groen, Caroline contact op met de vrienden. Zij komt ook naar het cafeetje. Ze vertelt dat hij best eenzaam kon zijn, omdat zijn moeder op zijn kraambed was overleden. Zijn zus begon te huilen toen ze het vertelde en ze maakt zich zorgen om zijn geestelijke welbevinden. Hun jongste broertje had namelijk net de keuze gemaakt niet meer verder te willen leven, ook hij had geen kinderen nagelaten. Hoe zou het dan nu met Groen gaan en waarom had niemand meer iets van hem gehoord? Wilde Groen soms ook niet meer verder leven? Inmiddels was het groepje uitgegroeid tot tien nog steeds zoekende personen, zoekende naar Groen. Het zijn Frankie, Kokkie, de drie paravrienden, Daisy, Michel, Brenda, Caroline en ik. Het groepje komt nu met regelmaat bijeen in het kleine bruine cafeetje, waar ze vriendelijk en goed verzorgt worden door de serveerster Griet. Zonder enig spoor gaat de tijd verder.

Plots komt er een bericht op de radio dat de politie een lijk had gevonden in de nabije rivier IJssel. Het groepje zat die dag ook weer bij elkaar en iedereen zat geschrokken te luisteren. Pas na twee uur stond er op internet dat het om een vermiste man ging uit een paar dorpen verderop. Wat een opluchting zeg, er is nu nog hoop. Het is inmiddels alweer september, een jaar na de verdwijning van Groen en nog steeds weet niemand iets. De bomen beginnen hun groene kleur om te toveren tot een mooie kleurenwaaier. Groen is nog steeds weg.

De verlossing.
Caroline belt mij op en vertelt me dat haar broer en mijn vriend Groen is gevonden, omdat zijn DNA op een internationale zoeklijst stond. Hij was met de trein naar Hongarije gereden en had zich daar tegen een trein laten botsen, zonder papieren op zak. Hij heeft er een mooi graf gekregen en ligt er als “onbekende” in een keurig graf op een kerkhof tussen plaatselijke overleden bewoners van dat dorpje. Ik kreeg even geen lucht meer, maar begon zomaar weer te proesten van opluchting, We waren verlost van de onzekerheid over het lot van Groen.
Er kwam een mooie herdenkingsdienst voor hem, met aangrijpende muziek en een uit een vliegtuig gemaakt filmpje van het Paracentrum op een groot beeldscherm. Het filmpje liet een luchtreis zien naar de plek van zijn graf. Het was goed zo, het was zijn keus, maar doet nog wel zeer, gewoon veel pijn. Wat wel aardig is om te weten, Caroline en ik zijn nu een stel geworden, we hadden veel te delen en zijn naar elkaar toe gegroeid, ik had het nooit gedacht. “Zelfs na zijn dood weet mijn gabber mij een vriendin te bezorgen, zijn bloedeigen zus en ze is nog mooi ook en erg lief. “Groen, jammer dat je er nu niet zelf bij kan zijn, maar fijn dat je mij dit hebt achtergelaten. Ik blijf met haar in dit lieve dorpje wonen.”

woensdag 18 oktober 2017

Deel dit bericht