Die huisartsenperiode ging niet ongemerkt aan dokter en patiëntenschare voorbij. Zijn dokterstijd was niet die van een rustige dorpsdokter. Tijdens zijn huisartsenpraktijk voelde hij de noodzaak een antwoord te vinden op prangende vragen omtrent het menselijk functioneren. Dagelijks kreeg hij te maken met ziekteverschijnselen die hij naar eer en geweten en in overeenstemming met de opvattingen van Aesculapis trachtte te bestrijden. Maar het voorschrijven van pillen en poeders, pure symptoombestrijding volgens Kees, voldeed hem niet langer. Hij raakte onder invloed van de bio-energetica en vroeg zich af hoe lichaam en gevoel op elkaar inwerkten. “Het kan toch niet waar zijn dat een mens zo maar ineens ziek wordt”, meende de jonge dorpsdokter. Hij trachtte zijn uitgebreide schare patiënten, -liefst 3400 in getal- minder afhankelijk te maken van “de dokter”. De Amerikaanse gezinstherapeut Walter Kempler werd gids en loods van de Twellose dorpsdokter. Die Amerikaanse geleerde huldigde doodleuk de opvatting dat elk mens, geestelijk beschouwd, deuken had opgelopen bij zijn gang door het leven. Voor sommigen een discutabele opvatting maar over dergelijke beschadigingen kon je Kees, zeker in de donkere periode na het overlijden van zijn vrouw, niets nieuws vertellen.
Hij trachtte zijn patiënten te geleiden tot zijn eigen opvattingen. “Wat wilt u wat ik voor u doe en voor u kan doen”, was de vaak gehoorde openingszin in de spreekkamer. De patiënten krabden zich overrompeld en sommigen overdonderd achter het oor. “Wat bezielde die vent nou?” Ze hadden het moeilijk met de handelwijze van hun dokter. Velen verfoeiden het briefje in de wachtkamer waarop een aantal vragen stonden die de patiënten voor zichzelf dienden te beantwoorden aleer zij in de spotlights voor het doktersbureau plaats namen. Voor veel Twellonaren was deze handelwijze dermate schokkend dat een derde deel van Engels patiëntenbestand verdween naar andere huisartsen. “En ik hoorde zelden waarom zij naar een ander gingen. De verantwoordelijkheid bleven ze dus leggen bij de huisarts”, merkte Kees in een dagbladverslag op. Aan die mening van zijn patiënten kon zelfs een algemene informatie avond in het Kruispunt niets veranderen. Ondanks alle tegenslagen, bleef die kenmerkende gulle en ontwapenende van-oor-tot-oorgrijns zijn gezicht opfleuren. Die kwajongensuitstraling hing nog immer als een passend kledingstuk om hem heen en zo bleef hij geliefd bij en graag gezien door veel dorpsgenoten. Dan was-ie even niet de dokter maar gewoon Kees. Die dondersteen uit Stadwijk. Zoon van de oude dorpsdokter.
Toen hij zijn doktersbul had behaald, en juist omdat zijn studietijd niet op rolletjes verliep, vond mevrouw Engel dat zijn vrienden nu dan toch maar wel “mijnheer Kees” moesten zeggen. En –verduld- enkelen deden dat!
Zo werd Kees mijnheer. Eerlijk toegegeven: hij liet zich er nooit op voorstaan!
Het was nog de tijd dat de vrouw van de burgemeester een mevrouw was, de echtgenote van de gegoede middenstander een juffrouw terwijl een interieurverzorgster (what’s in a name) met het predicaat vrouw door het leven slofte! Alle waar naar zijn geld en alle gewoonten naar hun tijd.
Kees Engel overleed op 9 april 2003. Daarmee was Twello een “mijnheer” kwijt.
Met dank aan de dames Van Noortwijk-Engel en Van der Linde en de heren P. Storm, W. Steenbeek en A. Veenvliet voor hun medewerking en informatie.
Bronnen: knipselarchief OKV en eigen ervaringen.
woensdag 4 april 2018