EEUWENOUDE TRADTIES ROND KERST EN JAARWISSELING

Twello- De wijze waarop anno 2023 Kerst en oud en nieuw gevierd worden hebben qua gebruiken hun oorsprong tot zo ver de heugenis reikt, Van eeuw tot eeuw en van geslacht tot geslacht worden oude volksgebruiken overgeleverd. Vele oude – heidense – gebruiken hebben hun oorsprong in de Germaanse tijd maar sinds de middeleeuwen is er ook een Christelijke invalshoek. Door de eeuwen heen zijn verschillende tradities door elkaar heen gebruikt en zijn ze inmiddels met elkaar verweven. Kerstmis en Nieuwjaar zijn vanouds de twee belangrijkste feesten in het jaar en omgeven met veel rituelen.

Zodra Sinterklaas voorbij was verschenen in de oudheid de Kerstganzen op het toneel. Zij waren vast onderdeel van de kerstdis. Het hoorde er evident bij en de grote vraag naar vette ganzen beperkte zich niet enkel tot het opfokken hiervan in Holland; ze werden, volgens overlevering, in de 19e eeuw zelfs met schepen vol uit bv. Duitsland gehaald.

De ‘kleine’ man, niet bij machte een gans voor zijn feestmaal te kopen, kon er één winnen bij een verloting in de kroeg. Het beest had daarvoor al enige tijd aan een spijker te pronk gehangen, aldus de beschrijving van deze traditie. Of het dier daarna nog te eten was vermeldt het verhaal niet.

Waren de feestelijkheden eenmaal begonnen dan stond de gans in het midden van het uitbundige en overvloedige kerstmaal op tafel. Daarbij hoorde traditioneel tussen de gangen door het vertellen van verhalen en sprookjes. De sprookjes van Moeder de Gans van de Franse schrijver Charles Perrault werden hiermee in verband gebracht, immers het was de gans die de sprookjes ‘meebracht’. Voor de volwassenen waren er de stichtelijke novellen, die tot ontroering leidden: weeskinderen in de kou, een losbol, die in de kerstnacht terugkomt in de familie schoot, het hoorde allemaal bij de bezinning.

Na het eten schaarde de familie zich om het Ganzenbord.

De kerstboom, hoort die bij wel het verhaal van de geboorte van Christus?

Daarover zijn de meningen verdeeld. Op geen van de religieuze afbeeldingen van de geboorte van Christus is een boom te zien. Dan wordt verwezen naar de alleroudste geschiedenis van de mensheid, de boom in de tuin van Eden. Toch verklaart dat nog niet de herkomst van de kerstboom. De meest verklarende oorsprong gaat weer terug naar de Germanen, die in de esdoorn Yggdrasill de heilige levensboom zagen, altijd groen en volgens de legende met zijn wortels de aarde, de hemel en de hel omvattende. Aan deze boom werd welvaart en andere geneugten voor de mens toegedicht. Zijn miniatuur-vertegenwoordiger is nu de kleine spar, de kerstboom met lekkers en speelgoed onder zijn takken.

De Jaarwisseling heeft zijn eigen gebruiken.

Onze heidense voorouders vierden Nieuwjaar met veel drank en lawaai, althans zo is het door geloofspredikers aan ons overgeleverd. Zij ergerden er zich stevig aan.

In de ‘jaarsnacht’ werden grote gastmalen en drinkgelagen aangericht onder gejuich van ‘heil, heil, heil’. Daarbij werd overvloedig op trommels en ketels geslagen en op hoorns geblazen. Toen het buskruit uitgevonden was deed men dat met daverend ‘busgeknal’.

Het was het beste middel om de boze geesten te verjagen. Zij zouden anders het nieuwe jaar maar bedorven hebben, zo vond men. Niet iedereen kon zich daar in vinden; het leverde ook toen al vooral bij de burgerij veel ergernis op.

Al in 1578 bedachten de ‘Vroede Vaderen’ (stadsbestuur) van Amsterdam dat het afgelopen moest zijn met dit ongetemde lawaai en dat het op straat voortaan stil en rustig moest blijven, maar het gewone volk liet zich dit spektakel niet ontnemen; hadden ze geen schieten gehoord dan was er geen nieuwjaar aangebroken, zo was de algemene mening.

Ook toen waren er: ‘baldadigheden en verregaande moedwilligheden’.

Dan komt begin 19e eeuw de Christelijke kerk nogmaals met een verbod om aan deze heidense gebruiken een einde te maken en werd lawaai verboden. Want zie, de ervaring had laten zien dat boze geesten vanzelf toch wel weg bleven en waarom dan nog deze oorverdovende goddeloze herrie en onzinnige vrolijkheid. De overvloedige maaltijden konden ook wel wat minder en de heildronken moesten afgeschaft worden. Evengoed liet het volk zich ook nu de nieuwjaarspret niet afnemen.

Wat zouden de destijds goede geloofspredikers verontwaardigd geweest als ze in onze eeuw hadden kunnen kijken en hadden gezien dat na twaalfhonderd jaar preken het vieren van het Nieuwe jaar nog net zo is als in hun tijd.

De heil-wensen met veel lawaai en drank is tot heden in gebruik gebleven.

De boze geesten waren dan wel wegebleven maar het bijgeloof bleef. Onze Germaanse voorouders wilden wel weten hoe het hen in het nieuwe jaar zou vergaan en wat de toekomst zou brengen.

Dat was af te meten aan vaste bijgelovige rituelen, zo meende men.

Zo zwaaide de een met een zwaard en meende dan in de toekomst te kunnen kijken. Een ander lette op het ruisen van de wind. Kwam die uit het westen, dan zouden er veel soldaten sneuvelen, in de eeuwig durende oorlogen, maar kwam de wind uit het oosten dan zou ’t vee sterven; kwam de wind op nieuwjaarsnacht echter uit het heilige noorden dan werd het zeker een voorspoedig en gelukkig jaar.

Weer anderen lieten door een oude (oud?) vrouw koeken bakken. Rezen die goed en vielen ze dik uit dan voorspelde men een gelukkig jaar. Dat koekenbakken bleef, het werden de

oliebollen. Het was een gewichtig werkje op oudjaarsavond. Andere traditionele koeken waren de oblaten,(in het latijn: offeren) daarna genoemd oblieën (een klein wafeltje). Het is het bij ons bekende nieuwjaars ‘rolletje’ maar waarom werden die koeken opgerold? De verklaring is dat dit het zinnebeeld van ‘t nieuwe jaar zou zijn. Het komt op 1 januari nog gewikkeld als rolletje ter wereld om zich daarna allengs te ‘ontwikkelen’.

Geschenken waren er ook op de eerste dag van het jaar. Duur hoefde het niet te zijn, vooral aandacht moest er aan besteed zijn, een voorteken van een gelukkig jaar voor de ontvanger.

Krentestoeten, van oudsher de kerstkoeken, werden overigens ook met Pasen gebakken.

In oorsprong waren het grote offerkoeken, deuvekaters genoemd. Platte broden vol met pruimen, rozijnen en sukade met een hoge rand en met witte suiker overdekt. Hoe groter hoe mooier. Voor de maten werd uitgegaan van 3 voet lang (is ± 90 cm) en 1,5 voet breed .

Het hoorde op kerstavond gegeten te worden samen met het drinken van chocolaat.

De koeken, eigenlijk broden, zijn een uit Duitsland overgewaaide traditie, die we nu kennen als kersstol.

Duidelijk is dat tradities door de eeuwen heen van generatie op generatie, per land en per streek doorgeven worden. Dat is ook meteen de verklaring voor de vele varianten van deze volksgebruiken rond de feesten met Kerst en Nieuwjaar.

Vooralsnog is er niets nieuws onder de midwinterzon.

Bron oa, J. Gouw, Volksvermaak 1871.

MW

woensdag 20 december 2023

Deel dit bericht
Advertentie
Meer Algemeen nieuws