Nijbroek- Dat Nijbroek en omstreken al sinds oude tijden wat heeft met water en waterbeheersing is in brede kring genoegzaam bekend. Dat de zonen van ’t Nije Broeck al veel langer stevig hun toontje meebliezen op de winterse schaatspistes is vooral in sportkringen ook een bekend gegeven, maar dat het schaatsen op de komgronden en moerassen van het gebied al zo’n lange traditie heeft, kan natuurlijk enkel door de vakman op archeologisch gebied worden aangetoond.
Evert Kluin, dé amateurarcheoloog uit de regio heeft niet alleen een aantal opzienbarende vondsten op dit terrein boven het aardoppervlak weten te halen, hij heeft bovendien een aantal vondsten uit voormalige kleiafgravingen weten te archiveren en samen met zijn eigen vondsten in samenhang weten te brengen met de wijze van leven in voorbije eeuwen. Evert heeft zelf op plaatsen in Nijbroek waar inmiddels sporen zijn aangetoond van duizenden jaar oude bewoning, glissen en delen van glissen gevonden die bewijzen dat in vroeger tijden de mensen niet alleen op die tot glijbotjes omgevormde beenderen wisten te schaatsen, er zijn ook exemplaren bij die duidelijk onder sleeën thuishoren.
Dat is uitermate goed nieuws voor de twee ijsverenigingen in de regio, zoals IJsclub Terwolde die volgend jaar haar honderdjarig jubileum viert en natuurlijk helemaal voor Nijbroek Vooruit, de ijsvereniging met domicilie aan de Kampweg, die in 2024 haar tweehonderdjarig bestaan zal kunnen vieren. In dit seizoen, waarin het nog maar de vraag is of koning Winter voor een centimeters dikke ijsvloer zal zorgen is één ding al zeker: in verband met de Co0rona maatregelen zal een eventuele Elfstedentocht niet georganiseerd worden. Dat betekent niet dat de liefhebbers van de glijijzers deze winter, ondanks alle omstandigheden aan de wal zullen moeten blijven. De banen van beide ijsclubs liggen er pico bello bij en een beetje vorst zal voldoende zijn om de aloude sport op het ijs weer in gang te glijden. Dat gaat natuurlijk een beetje anders dan in de prehistorie. Evert Kluin heeft ons uitstekend uit de doeken gedaan hoe dat in vroeger tijden in zijn werk ging. De glissen, middenvoetsbotjes van paard of rund, werden zo bewerkt dat de onderkant, frappant genoeg net als tegenwoordig de snelle klapschaatsen, van een bepaalde ronding werden voorzien. Aan de bovenkant paste een afgeplat deel onder het schoeisel van de toenmalige sheuvelaars, terwijl aan de voor en achterkant een verdikking bleef staan om schoen en glis aan elkaar te verbinden. In veel gevallen werden door het bot/de gis gaten geboord om de glis strak onder de voeten te kunnen vastbinden. De techniek is dus in de loop van duizenden jaren niet wezenlijk veel veranderd. Wat wel veranderde was het gegeven dat het glijvlak van de glis natuurlijk lang niet zo weinig weerstand op het ijs ondervond dan de ijzers van de moderne schaatsen. Daarom bewoog men zich op de glissen voort zoals langlaufers dat doen met hun lange latten, nl. door middel van prikstokken.
Evert zou geen Kluin heten als het bij de opgravingen bleef die te maken hebben met de glis en de schaats. Hij meldt helemaal te genieten van de stilte op het land, de planten, de dieren en vooral de vogels in de lucht. Maar volkomen in strijd met het spotten van die gevederde vrienden, speurt hij altijd de bodem af op zoek naar sporen van een (ver) verleden. Zo is hij altijd bijzonder geinteresserd als hij weer ergens een spoor weet te ontdekken van “slacht afval”van meestal honderden jaren oud. Die sporen bestaan dan natuurlijk niet uit een emmer darmen, een achtergelaten lever o.i.d., nee hij kijkt bij de sporen van vroegere slacht naar de vorm ban beenderresten, naar eventuele bewerkingen en gaat na of er samenhang bestaat tussen die sporen en resten van bewoning uit welke tijd dan ook. Dat heeft in de loop der jaren een aantal in wetenschappelijk opzicht opzienbarende ontdekkingen geleid, zoals resten van versterkingen aan de grenzen van het Hamaland en, nog veel ouder, prehistorische bewoning, ver voor de periode dat dat in deze contreien aangenomen werd.
woensdag 2 december 2020