De kamer ruikt zoals dokterskamers ruiken en ik geef de geur van een rottend rattenkadaver ondergedompeld in augurken-nat af. Het is vrijdagochtend 11.34 uur en ik zit bij de co-assistent m’n sneue verhaal te doen. Ik schrik op en mijn blik verlaat zijn ijsblauwe kijkers om zich vervolgens op mijn met zweet doordrenkte shirt te laten vallen. “Mwoa. Wel een goeie vraag voor op een Tinderdate,” lach ik als een boer met kiespijn en knappe Co lacht mee. “Nou, het gevoel voor humor is er tenminste nog.” Het was niet eens een grapje. De grote-mensen-arts komt binnen met de uitslag van m’n plasje. Het was overduidelijk. Over- overduidelijk. Ze kijken serieus. Twee paar ogen schieten mijn kant op. Dokter en Knappe Co fluisteren met elkaar. “Ze heeft wél een beetje dikke wangen, hè?”
“Mevrouw Kruitbosch, is u de afgelopen twee dagen opgevallen dat u wat opgezwollen bent in uw gezicht?” Ze vindt het lullig om te zeggen dat ik dikke wangen heb.
Deze mevrouw weet duidelijk niet hoe ernstig ik er aan toe moet zijn, wil ik in deze staat überhaupt het huis verlaten; zwetend als een otter in overgang, in m’n joggingpak en zonder make-up. Stichting Dorpsverfraaiïng zou me linea recta van de stoep takelen, eerlijk waar.
“Nou… Om te bekennen: de afgelopen 48 uur was ik vooral blij als m’n koorts onder de 39 graden bleef. Het esthetische aspect heb ik even wat verwaarloosd tussen de koortsstuipen en ijlerij door. Was geen schminken aan en ik heb dus geen spiegel gezien,” Ik veeg met een tissuetje, gekregen van Knappe Co, mijn zoveelste zweetsnor af.
Ze lacht niet, Knappe Co grinnikt hardop. Leuk, die Co. Typetje hockey-knul. Gezond bekakte ouders, huis in Blaricum, twee Labradoodles en een mega-yard. Want tuin zeggen ze niet in Blaricum, tuin is pleps.
“Mévrouw Kruitbosch, we mogen hier niet lacherig over doen. Ik heb een ernstig vermoeden dat we hier met Pyelonefritis te maken hebben.” De grote-mensen-dokter kijkt nu streng. Zodra mensen de klemtoon op mé- gaan leggen bij het woord mevrouw dan is het oppassen geblazen. Ik kijk naar Co. Die denkt al aan zijn vrijdagmiddagborrel straks op een terras ergens in ’t Gooi of met zijn studiematen hier in Deventer. Witbier, hij drinkt vast witbier. Dat zou mooi bij zijn zongebruinde huid en blonde lokken passen.
“Och jee…” zucht ik.
“Heeft u het eerder gehad?”
Ze geeft me geen kans tot antwoorden of ik ben veel te traag.
“Kijk, we schrijven u sowieso Cyprofloxacine voor. Dat is voor de Cystitis…”
Ik kijk in lichte paniek naar Co om in hem een hulplijn te vinden maar Knappe Co denkt alleen aan Wieksche Witte.
“…Maar om Pyelonefritis uit te sluiten, dient u echt even bloed te prikken,” gaat ze verder. Nog voor ik iets kan vragen over de betekenis van de woorden van deze korte LOI-cursus Latijn drukt ze de papieren in mijn hand en begeleidt me naar de doktersdeur.
“Lukt dat verder, mevrouw Kruitbosch? Weet u, u komt me zo bekend voor,” zegt de dokter.
“Dat klopt,” begint Knappe Co, “Renske is schrijver. Daar ken je haar misschien van.”
Nog voor ik een gat kan graven en mezelf er in kan storten is het kwaad al geschied. Zelfs in dit rottend stadium herkennen mensen de pretogen en bolle wangen.
“Ach wat leuk!” glimlacht ze nu ineens wel, “en waar gaat de volgende column over?”
Ik geef ze allebei een handje.
“Geen idee,” antwoord ik, “Heb al wel een idee wie ik als protagonist en antagonist ga gebruiken. De culminatie en sequentie is nog even afhankelijk van m’n bui…”
Glimlachend maar in doffe ellende sleep ik mezelf richting de balie en kijk nog één keer om. Knappe Co grinnikt en knipoogt met zijn twinkelende ogen. De arts fluistert naar Co: “Rare lui, die schrijvers, he? Onnavolgbaar. Met hun interessant-doenerij in eigen vakjargon.”
woensdag 21 juni 2017