Rauschzeit bij de wilde zwijnen

Twello- Het gezang van de roodborst en de nachtelijke roep van de bosuil zijn langzamerhand de enige dierengeluiden in het veld. Het burlen van de bronstige edelherten en het geluid van rammende moeflonmannen is verstomd. Toch wordt het nog niet helemaal stil, want in deze maand en de daaropvolgende maanden is er nog één van onze grote hoefdieren die met zijn paartijd begint: het wilde zwijn.

De “rauschzeit”, zoals onze oosterburen de paartijd van wilde zwijnen noemen, is van november tot in januari. En rauzen, dat doen ze in de zwijnengemeenschap, want er wordt gevochten of hun leven er vanaf hangt. De solitair levende keilers zoeken in de paartijd de familiegroepen, bestaande uit meerdere zeugen en jongen, op. De hoogst in de hiërarchie staande zeug is niet alleen de matriarch in de familie, maar zorgt zelfs voor een synchronisatie van bronstig worden van de overige zeugen. Er vallen dus meerdere dames te winnen voor de strijdende keilers. Aanvankelijk wordt er eerst geïmponeerd maar wanneer dit niet leidt tot de aftocht van één van de mannetjes, komt het tot een heftige strijd. Hierbij worden de vlijmscherpe slagtanden ingezet, met kracht slaan ze richting de flanken en buik. Ondanks de centimeters dikke pantserschilden van bindweefsel die keilers langs de flanken bezitten, ontstaan hierdoor toch geregeld heftig bloedende verwondingen, soms met de dood tot gevolg.

Na de bronst, die zoals gezegd tot ver in de winter kan voortduren, komt er weer rust binnen de zwijnengemeenschap. Na een draagtijd van vier maanden worden dan meestal in april-mei drie tot twaalf jongen, gemiddeld zeven, geboren.

Of we dit voorjaar een grote aanwas van wilde zwijnen gaan krijgen, valt sterk te betwijfelen. De zeugen moeten hiervoor in goede conditie de winter kunnen doorstaan en daar zit nu de crux. Wie de afgelopen tijd in het bos heeft gewandeld zal zijn opgevallen dat er dit jaar extreem weinig eikels en beukennoten zijn. Een schatting van de Vereniging Wildbeheer Veluwe zegt ons dat over de gehele Veluwe pakweg 1,6 miljoen kilo van deze bosvruchten gaan vallen, tegen een gemiddelde van 4,7 miljoen kilo.

De rijke mastjaren in combinatie met slappe winters hebben tot een fikse toename van de zwijnenpopulatie geleid, ook in het Park. Doormiddel van jaarlijks afschot wordt naar een -voor het Park aanvaardbare- voorjaarsstand van 50 wilde zwijnen gestreefd. Ondanks alle inzet van mijn collega jachtopzichters en jagers is dit vanwege overvloedige mast in combinatie met slappe winters (waardoor de zwijnen zich slecht lieten bejagen) niet gelukt. Tegelijkertijd zijn er tot vorig jaar een onbekend aantal wilde zwijnen via de twee wildpassages het Park binnengekomen.

Met behulp van jaarlijkse tellingen wordt getracht een beeld te krijgen van de stand. Deze worden in juni gehouden, aannemende dat op dat moment alle biggen geboren zijn en met de zeugen mee komen op de telplaatsen. Meer en meer bestaan er grote twijfels of deze tellingen nog een betrouwbaar beeld geven van de werkelijke stand. Dat de wilde zwijnenstand in het Park flink is toegenomen wordt niet alleen duidelijk door de aantallen zwijnen die worden gezien, maar nog veel meer door de zichtbare effecten op de vegetatie. Die mag op veel plekken gerust desastreus genoemd worden. Vegetaties van rode- en blauwe bosbes, varens en andere -soms ook zeldzame- hogere plantensoorten zijn door het gewroet van wilde zwijnen verwoest. Op plekken waar rasters de toegang voor zwijnen beletten, zoals bijvoorbeeld het raster rondom het Kröller-Müller Museum, is het verschil in vegetatie met- en zonder wilde zwijnen goed te zien.

Niet alleen de vegetatie heeft echter te leiden onder een te hoge stand aan zwartkielen. Alleseters als ze zijn, heeft een overpopulatie aan zwijnen een groot nadelig effect op onze reptielenpopulatie en bodembroeders. Meestal onzichtbaar, verdwijnen populaties overwinterende adders of eieren en jonge vogels van nachtzwaluw, beide Rode lijstsoorten, in de magen van wilde zwijnen. Ook dieren die in hun voortbestaan grotendeels afhankelijk zijn van voldoende bodemleven, zoals dassen, ondervinden grote voedselconcurrentie door wilde zwijnen.

Nu rijst natuurlijk de vraag: moeten de wilde zwijnen nu bijgevoerd gaan worden? Anno 2021 wordt deze noodmaatregel pas overwogen wanneer er een extreem hoge natuurlijke sterfte optreed. Tot die tijd wordt met afschot de stand teruggebracht. Of de twee zeugen die ik eergisteren zag de komende maanden bronstig worden, is nog maar de vraag. Vast staat dat in het aanstaande voorjaar de aanwas van wilde zwijnen erg laag zal zijn.

woensdag 17 november 2021

Deel dit bericht