DIERENARTS ALS NACHTWACHT

Twello- Tijdens het hebben van dienst zit er een groot verschil in wat èchte spoed is of waarvan de urgentie meer in de ongerustheid van de eigenaar zit. Nu is het even nakijken van een dier overdag, omdat iemand zich zorgen maakt of het niet zo goed in kan schatten, natuurlijk geen probleem. De klant met zijn dier is koning, zeg maar.

Maar midden in de nacht mag je er toch best rekening mee houden dat ook dierenartsen graag slapen en niet onnodig eropuit gaan.

Soms denk ik dat mensen het idee hebben dat dierenartsen die dienst hebben, de hele nacht op de praktijk zitten en aan het wachten zijn totdat de telefoon ‘eindelijk’ gaat voor beetje afleiding. Maar zo werkt het niet! Dierenartsen werken overdag hun normale uren en zijn dan daarnaast in de nacht bereikbaar voor spoedgevallen. De volgende dag starten ze dan weer een normale werkdag.

Vaak zijn de spoedjes midden in de nacht bijvoorbeeld een verlossing, een keizersnede, een paard met koliek of een dier die heel benauwd is. Binnen 3 minuten na het telefoontje die ons gewekt heeft, zitten we dan in de auto. Klaar om vaak van grote meerwaarde te kunnen zijn voor dier en eigenaar.

Telefoontjes die wat minder voldoening geven, zijn die van mensen die een iets ander beeld hebben van de functie van een dierenarts. Zo ook op een donderdagnacht, van een paar stappende jongeren. Zij gebruikten het woord ‘meneer’ als enige normale woord in het telefoontje, naast een ronduit vrij grove, dronken, opgefokte straattaal dat was versterkt door een paar slokken alcohol.

‘Dag meneer, we hebben een jong katje gevonden.’

‘Ah, oké, mankeert hij wat?’ vroeg ik.

‘Nee, maar hij liep op straat, dus wij hebben hem gepakt.’ Misschien dat mijn eigen slaapdronken hersenen niet geheel goed opgelet hadden, maar de clou van het verhaal drong bij mij nog niet binnen. Dus misschien moest ik wat meer doorvragen.

Dus ik: ‘Nemen jullie hem mee naar huis?’

‘Naar huis!? nNee joh, ik heb daar geen ruimte voor. Kunt u hem niet op komen halen? We lopen in de binnenstad!’

Met alle geduld van de wereld probeerde ik ze uit te leggen dat ze hem best even mee naar huis konden nemen en dat hij in een bijkeuken of een andere kleine ruimte konden houden voor een paar uurtjes. Ik hield mijn telefoon al iets verder van mijn oor af, terwijl mensen op de achtergrond begonnen te schelden en te roepen dat ik asociaal was en niet eens even langs wilde komen. Ik was toch niet voor niets dierenarts?

Ik zag het al voor me. Ik met mijn auto de binnenstad in, tussen de stappende mensen waar geen auto mocht komen, op zoek naar een groepje opgefokte jongeren met een gezonde gevonden kat.

Het gesprek ging verder, maar verliep inmiddels redelijk in cirkels. Terwijl naast mij in bed al een beetje gedraaid en gezucht werd en er een lichtelijke irritatie ontstond waarom ik toch zo geduldig was, concludeerde ik dat ik dit telefoontje op geen enkele manier meer normaal kon beëindigen. Gelukkig was mij al wel duidelijk dat iemand van de omstanders heus wel het katje even wilde opvangen en kreeg ik na een telefoontje van ruim 10 minuten nog een paar scheldwoorden naar mijn hoofd geslingerd. De opluchting was groot toen zij, in plaats van ik, ophingen, maar ik had er een alles behalve voldaan gevoel aan over gehouden.

Ik troostte me met de gedachte dat zij mij waarschijnlijk allang weer vergeten waren en probeerde mijn slaap weer te vatten, wat nu vrij lastig ging. Ik wilde uitrusten zodat ik me de volgende morgen weer kon richten op belangrijke zaken; het helpen en beter maken van hulpbehoevende dieren en hun vriendelijke baasjes.

woensdag 6 januari 2021

Deel dit bericht